Hemel

Voor het kapelletje staat een man te wachten. Hij haalt een Gauloise uit het hemelsblauwe pakje en steekt hem op. Ik denk aan K. Schippers die deze week onverwacht de Libris Literatuurprijs won. Daar doet de man me even aan denken. Hij inhaleert langdurig alsof hij weken lang niet gerookt heeft en nu de schade wil inhalen. In eenmaal extra veel schade wil aanrichten aan zijn luchtwegen. Ik wil doorlopen maar hij spreekt me aan.
"Ieder jaar kom ik hier," zegt hij, "en altijd is het kapelletje verlaten, maar nu..." Hij maakt een gebaar naar het kapelletje. Binnen zit een negerin op haar knieën te bidden. Haar ogen zijn gesloten en ze lijkt ver weg in haar devotie. "Ooit was ik verliefd, eigenlijk ben ik het nog steeds," gaat de man verder en neemt een trek, "maar ik raakte haar kwijt. Dat was hier, op deze plek, op een vrijdag de dertiende, mijn ongeluksdag. Ik zei voor de grap dat ik hier in dit kapelletje met haar wilde trouwen. Ze schrok. Ik geloof niet dat ze geloofde dat ik het niet zo serieus meende. Of wellicht was ik te snel met mijn opmerking. Die viel in ieder geval niet in goede aarde. Nu kom ik hier ieder jaar op dezelfde datum terug om te bidden voor haar terugkeer. Niet dat het me geluk gebracht heeft."
Hij laat een pauze vallen. Ik knik ten teken dat hij door moet gaan met zijn verhaal. Maar dan staat de negerin in het kapelletje plotseling op. Ze richt zich op en loopt op ons toe. Ik zie hoe mooi ze is. Ze heeft een prachtig glanzende mahoniehoutkleurige huid. Haar ogen lijken zwart licht af te geven. Ze lijkt geraakt door een goddelijk licht. De blikken van de man en de negerin kruisen elkaar kort, de man verslagen, de vrouw verlicht. De man keert me de rug toe en loopt naar binnen om de lege plaats in te nemen. Ik kijk de negerin na. Op straat ligt een halve Gauloise, de rook kringelt omhoog naar de stralend blauwe hemel.

Reacties

Populaire posts