Park Schoonoord

"Bent u hier nu altijd?" vraag ik aan de tuinman. Iedere keer dat ik het park betreedt is hij er, de oude tuinman, een man met een volle witte baard, in de weer met schoffel, zeis of schop zoals in het gedicht Georgica, Labor Improbus van Ida M. Gerhardt. Ditmaal is het de zeis die hij hanteert. (Ik ben een tuinman, niet meer dan dat, met modder en met mest bespat.) Ook moet ik denken aan De tuinman en De Dood van P.N. van Eyck. ( Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot, / Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.)

"Bijna wel," is zijn antwoord. Hij houdt dit park bij en de heemtuin bij de Euromast. Het is een prachtige tuin in het Scheepvaartkwartier, het Park Schoonoord. Vroeger de achtertuin van de familie Mees van de bankiersfamilie die gedeeltelijk eigenaar was van de bank Mees & Hope. In het park is een klein gedenkteken aangebracht ter herinnering aan de bankierszoon die hier in de oorlog door de Duitsers werd vermoord. Hier is het rustig als op een kerkhof.

Het park is weliswaar niet groot, toch is het er nooit druk. Een jongen zit een broodje te eten bij de vijver, een groepje vrouwen duwt een stoet kinderwagens voort over de door de tuin slingerende paadjes. Verder is er behalve de tuinman niemand.

Ik ben onderweg van de Noorse Kerk naar het kostuumatelier van het ROtheater en heb wat tijd om te doden. De kerk was nog niet open en de dame die ik wilde spreken nog niet aanwezig. Dan gaat mijn telefoon. Mijn vrouw. Ze is bij mijn schoonvader, haar eigen vader, en al twee dagen van huis. We spreken lang met elkaar, precies lang genoeg om alle tijd die ik over had om het leven te brengen. Ik stap op de fiets en rijdt weg van het park. Onderweg stap ik nog één keer af. Ik sms mijn vrouw. Heerlijk om je stem te horen.

Reacties

Populaire posts